Hoop
Geschreven door willemHOOP
Deze zomer hadden we twee kleine maar fijne poëzieavonden in de tuin achter de kerk. We lazen elkaar gedichten voor over vriendschap en over hoop. En we mijmerden daarover, in het invallende donker, bij de vuurkorf.
Omdat er zulke mooie gedichten klonken, met woorden en beelden die de moeite waard zijn, deel ik in Vensters Open graag iets van de ‘oogst’ van de tweede avond over hoop. Met dank aan ieder die gedichten en gedachten deelde.
Veertjes
Het zijn vrij bekende regels, van Emily Dickinson:
Hoop is dat ding met veertjes
Dat neerstrijkt in de ziel
Er wijsjes zonder woorden zingt
En nooit valt hij er stil
Maar het gedicht heeft nog twee strofes:
Hoe hard de wind ook waaien zal
Hoe hevig ook de storm
Hij die zovelen warmte biedt
Dat vogeltje houdt vol
Het klonk zelfs in het koudste land
En in het verste oord
Toch vroeg het mij in grote nood
Nog nooit om kruimels brood
(Nederlandse vertaling van Ans Bouter, ansbouter.nl)
Het beeld van de hoop als een vogeltje dat in je ziel neerstrijkt, riep allerlei associaties bij ons op: hoe kwetsbaar de hoop is, hoe behoedzaam je ermee moet omgaan. En tegelijkertijd zo onverwoestbaar – in de koudste, stormachtigste situaties.
Het vogeltje ‘strijkt neer’: de hoop neemt zijn intrek in je ziel, ook zonder dat je daar zelf om gevraagd hebt, zonder dat je jezelf daarvan bewust bent, zonder dat je dat wijsje zonder woorden altijd hoort. Maar het is er, ergens diep weg soms, verstopt onder allerlei puin en gruis.
Nu ik dit schrijf, doet het me denken aan wat Etty Hillesum schreef: “Binnen in me zit een hele diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Vaak ligt er stenen en gruis voor de put. Dan is God begraven. Als ik dan mijn hoofd in mijn handen verberg dan ervaar ik dat God binnen in mij is. En dan zeg ik: ruim het puin uit je leven en dan komt God weer tevoorschijn.”
In alle voorzichtigheid zou je het vogeltje hoop kunnen zien als een ‘vonkje god’.
Wordt de Geest van God ook niet voorgesteld als een vogel? Ik vind het wel passend om daar geen duif van te maken (ik zie dan die brutale dikke Amsterdamse stadsduiven voor me) maar een bijna scharminkelig trillend hoopje veren.
Dat vogeltje is soms in grote nood. Maar het vraagt niets. ‘Hoop vraagt niet, maar geeft’, merkte iemand op. Een onuitputtelijke kwetsbare stille bron…
Esther van der Panne