30 juni 2019

Verontschuldigend spreken over geloof

Geschreven door willem

Soms ervaar ik mijn werk als een schier onmogelijke taak. Ik probeer een gemeenschap te faciliteren, eentje die bestaat uit vele kikkers in de kruiwagen, maar ook eentje die zich zo verbonden voelt dat vele mensen een taak hebben en er geen vacatures zijn. Een gemeenschap die inspireert en het onderlinge gesprek niet schuwt. Een open gemeenschap die Eigen Zinnig is, nieuwsgierig, toekomstgericht, ook al zijn de meesten op leeftijd.

Wat ons samenbindt is het geloof. Toch gaat het daar zelden rechtstreeks over. Het gesprek over geloof is vervat in de levensverhalen die ik tevoorschijn hoor komen tijdens huisbezoeken en ziekenbezoeken. Het klinkt door in het delen van ervaringen tijdens een bijbelavond, een gesprek over een film, bij de koffie na een viering, aan de tafel bij een gemeenschappelijke maaltijd. Het gesprek over geloven is vervlochten met ons leven. Met onze angst en ons verlangen, met onze wanhoop en onze hoop.

Ik geloof niet meer zo, hoor. Ik weet het niet precies, ik denk dat er niets is, maar ik zou wel willen dat er iets was, ik kan niet onder woorden brengen wat ik ervaar. Je zult het wel gek vinden, maar…

Vaak hoor ik aarzeling, en dat vind ik eigenlijk wel fijn. Zelf vind ik het ook moeilijk om mijn diepste ervaringen onder woorden te brengen. Regelmatig schieten woorden tekort. Dan zoeken we letterlijk samen naar woorden. Ik hou wel van een zekere bescheidenheid wanneer het gaat om het religieuze. Een blik van verstandhouding of een lach of een stilte. Allemaal beter dan ferme taal. Als mensen precies weten hoe de wereld in elkaar zit of heel gemakkelijk praten over geloof, word ik altijd een beetje wantrouwend. Als predikant weet ik het ook niet. Ook Jezus vertelde verhalen, denk ik dan. Het ging hem niet om klinkende dogma’s, maar om levensechte ervaringen, waar mensen zich aan kunnen optrekken omdat dergelijke ervaringen herkenbaar zijn in je eigen leven. Een voorbeeld: een vrouw vertelt me dat er elke dag aan het begin van de avond een roodborstje in haar achtertuin komt. Dat ervaart ze als de aanwezigheid van haar overleden liefde. Ander voorbeeld: een man verloor zijn vrouw, die altijd het huishouden had gedaan. Als hij alleen voor de wasmachine staat, staat het huilen hem nader dan het lachen. En opeens, vertelt hij, hoor ik haar stem helder alsof ze naast me staat: “wit en bont scheiden, 40 graden is genoeg, beddengoed op 60 graden. Wasmiddel in de bol tot aan het streepje”. Is dat nou geloven? vraagt hij.

Soms is geloof zo dichtbij als de wasmachine. Meestal is het ongrijpbaar en als we een heilig moment meemaken zijn we snel geneigd om het weg te stoppen. Toch, laat ik voor mezelf spreken, is het voor mij van levensbelang om over geloof te blijven praten. Dat hoeft niet in religieuze taal. Het kan ook in de taal van het roodborstje of de was. Het kan ook zonder taal: door een klein gebaar, een handdruk, een kaartje, een telefoontje, een muziekstuk, een ritueel.

Dat het verhaal door mag gaan, met of zonder woorden, aarzelend, tastend, in nieuwe woorden van deze tijd. Dat wij als geloofsgemeenschap en als individuen die balans tussen spreken en luisteren, en zwijgen, tussen doen en denken, tussen vrijmoedigheid en terughoudendheid, weten te vinden en te koesteren. Dat is mijn verlangen.

Sigrid Coenradie

Plaats een reactie





Gerelateerd