Vuilniskunstenaar
Geschreven door willemVUILNISKUNSTENAAR
Een kunstenares telde ooit alle voorwerpen in haar huis en fotogra-feerde die. Tot en met iedere vork, paperclip en garenklos. Ze kwam tot dik in de 20.000, meen ik. In ieder geval tot een duizelingwekkend aantal. Terwijl ze echt niet in een groot huis woonde en niet overmatig veel bezat. Zo heb je ook een tv-programma dat mensen helpt om op te ruimen en hun huis te ordenen. Daartoe wordt eerst alles wat in huis is op de vloer van een sporthal uitgestald. Dat leidt tot enorme schrik en vaak ook schaamte. Is het zóveel? Dan volgt het sorteren: dit houden we, dit kan weg.
Maar wie eenmaal gaat opruimen, staat niet alleen voor de vraag wat er weg kan, maar ook voor de vraag: waar gaat dat dan naartoe? De kliko in? Naar de kringloopwinkel? Marktplaats? De Facebook-groep ‘gratis op te halen’?
Bestaat afval wel?
Wanneer is iets afval, vuilnis, rommel? Als het voor jou niets meer waard is? Als het voor niemand meer iets waard is? Als iets nergens (meer) voor dient?
Bestaat afval wel? Ja, misschien van die plastic troep die zo gemaakt is dat het binnen een week kapotgaat. En ik kan meer bedenken. Maar heel veel valt nog te gebruiken. Ooit. Ik zie die ene monnik voor me uit de film Into great silence (over het trappistenklooster La Grande Chartreuse) die de kleding van de monniken verzorgt en repareert. Hij bewaart iedere knoop, ieder draadje garen en ieder lapje, en behan-delt die met uiterste zorgvuldigheid, als kostbare kleinoden. Met een aandacht en een toewijding die mij naar adem doet happen.
Er lijkt meer mee te spelen dan de bruikbaarheid – het ‘ding’ op zich heeft waarde. Dat voert wat ver voor een klein lapje of een klein stukje draad. Maar er zit ook iets in! Ik vind het wel goed om in het kader van een duurzame toekomst voor deze planeet en wie er allemaal op rond krioelen, regelmatig tot me door te laten dringen wat er allemaal voor nodig is geweest om zoiets vanzelfsprekends als een knoop te produ-ceren. Dan gooi ik hem (met het kledingstuk waar hij aan zit) op een gegeven moment waarschijnlijk toch weg (in de textielbak natuurlijk, zo politiek correct ben ik wel), maar minder snel, minder makkelijk, minder vanzelfsprekend.
Al die boeken…
Bij een heel aantal mensen die ik in de afgelopen tijd gesproken heb, is het een thema: wat doe ik met alles wat ik in de loop van mijn leven verzameld heb?
Er is veel waarvan het niet zo moeilijk afscheid nemen is. Maar bij al-les waar een grote emotionele waarde aan kleeft, is dat een stuk lasti-ger. Het kastje van tante An, de taartschoteltjes die je ouders bij hun huwelijk cadeau kregen – het zegt kinderen of neven en nichten niets, die hebben er geen ruimte voor of ze vinden ze niet mooi. Moeten die dingen dan ‘zomaar’ naar een vreemde?
Die boeken die voor jou zoveel betekend hebben. Moeten die de kliko in omdat zelfs de kringloopwinkel ze niet wil? ‘Totaal verouderd. Dat leest niemand meer.’
Museum van het mededogen
De Friese schilder Jopie Huisman schilderde vaak oude en kapotte spullen. Afgetrapte schoenen, verstelde truien; ‘stillevens’ met oude stukken zeep, bollen touw… Hij zag iets in dit afval. Het verhaal dat erachter zit misschien? Dat die schoen om de voet zat van een tim-merman die ze tijdens zijn werk droeg, dat de klompen werden gedra-gen door de boerin en iedere morgen stonden te wachten bij de voor-deur… Freek de Jonge schijnt het museum met de schilderijen van Huisman (in Workum) ‘het museum van het mededogen’ genoemd te hebben.
Er zijn theologen die God vergelijken met een kunstenaar als Huis-man, die ‘oude rommel’ tot nieuw leven wekt, uit rommel iets nieuws maakt. Het beeld van God als een junk artist, een ‘vuilniskunstenaar’, een ‘schepper die herschept’. Je kunt eraan denken als je het begin van de bijbel leest. ‘Toen God begon met scheppen was de aarde woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest (of: Gods adem) zweefde over het water.’ Uit woeste en doodse chaos, begon God een bewoonbare aarde te scheppen, herschiep een chaotische vuilnisbelt tot een bewoonbare aarde…
Predikant Stephan de Jong schrijft: ‘Dat herscheppen doet God nog steeds. God laat afgetakelde levens, uitgemergelde lijven en kapotte mensen niet op de mestvaalt van de geschiedenis liggen. Hij, junk ar-tist van den beginne, maakt er iets nieuws van. Met zijn scheppende woord timmert en zaagt hij er een nieuw Jeruzalem van, waar de tra-nen zullen worden afgewist en de dood niet maar zal zijn. Het is de stad van het mededogen. Alleen een God met een hart voor mensen heeft het in zich om uit de dood zo’n nieuwe stad te maken.’
Esther van der Panne