Hoofdlijnen richting de toekomst van de Remonstranten

Hoofdlijnen richting de toekomst van de Remonstranten

Samenvatting van het beleidsplan 2020-2030

In 2019 vierde de Remonstrantse Broederschap haar 400-jarig bestaan. Die feestelijkheden bieden veel moois om op terug te zien: ons (kleur)rijk verleden, het inspirerende gedachtegoed, de rol van de Remonstranten in de geschiedenis.

In dit beleidsplan kijken we 10 jaar vooruit. De toekomst van de Remonstranten is zorgelijk. Het totaal aantal leden en vrienden is tot onder de 5000 gedaald. Diverse gemeenten verkeren in zwaar weer door dalende ledenaantallen en ondervinden als gevolg daarvan financiële problemen. Sommige gemeenten teren in op hun reserves. Bij ongewijzigd beleid is de landelijke kas over 10 jaar leeg.

Wij vinden het remonstrants gedachtegoed kostbaar en de moeite waard om door te geven, maar het is ons tot op heden onvoldoende gelukt om verbinding te leggen met mensen die naar andere, meer eigentijdse vormen van zingeving zoeken.

Dit beleidsplan geeft aan op welke wijze de Remonstranten zich de komende jaren willen ontwikkelen om het remonstrants gedachtegoed levend te houden. Dit plan kiest nadrukkelijk voor een hoopvolle toekomst op basis van een eigenzinnige koers, vanuit de overtuiging dat ons remonstrants gedachtegoed zeer relevant is en tegen alle ontwikkelingen in de moeite waard is om door te geven.

 

1.  Doelstelling

Het verlangen om God te eren en te dienen door elkaar en de samenleving van dienst te zijn, zet in op twee doelen:

Doel 1

Het continueren van zelfstandige en/of samenwerkende remonstrantse gemeenten. Dit gebeurt met behoud van rechten en plichten door middel van het zo effectief en efficiënt mogelijk inzetten van de schaarse middelen waarover we kunnen beschikken.

Doel 2

Het ondernemen van een innovatieve zoektocht naar manieren om te komen tot het duurzaam doorgeven en in stand houden van het remonstrants gedachtegoed door middel van het betreden van ongebaande paden. En door het opleiden en bijscholen van predikanten tot sociale ondernemers die, samen met de gemeenten van waaruit zij werken, verantwoordelijk zijn voor de continuïteit van een levend remonstrants gedachtegoed.

 

Om het eerste doel te realiseren zijn er verschillende mogelijkheden die te typeren zijn als ‘zelfstandig en extern gericht’, ‘samenwerken’, en ‘vernieuwend’. Samengevat wil dat zeggen: sommige gemeenten kunnen zelfstandig blijven bestaan omdat ze voldoende ledenaanwas en financiële reserves hebben. Zij zullen in elk geval een vernieuwende en externe focus moeten hebben om ook in de toekomst  aantrekkelijk te blijven voor nieuwe leden en vrienden. Andere gemeenten zullen het moeten hebben van samenwerken. Bij voorkeur wordt regionaal samengewerkt met andere remonstrantse gemeenten. Daarnaast kan lokaal worden samengewerkt met andere vrijzinnige geloofsgemeenschappen.  Hoe het ook zij, de denkrichting in een gemeente is vanzelfsprekend van binnen naar binnen en deels ook naar buiten. Richting 2030 zal de focus van binnen naar buiten veel meer benadrukt moeten gaan worden. Het inspelen op en aansluiten bij de huidige tijd en situatie vraagt daarbij geregeld om vernieuwende initiatieven.

 

Realisatie van het tweede doel vergt een sterke focus op de richting van buiten naar binnen en vraagt van gemeenten om contact te gaan leggen met nog onbekenden die zoeken naar zin- en betekenisgeving. Innovatie is hier het kernwoord. Om zinzoekers te bereiken werken remonstrantse gemeenten samen met anderen buiten de kerkelijke kaders, in diaconale, culturele en levensbeschouwelijke activiteiten. Om hun financiële staat gezonder te maken functioneren hun predikanten deels als sociaal ondernemers. Zij worden innovatiepredikanten genoemd.

De twee genoemde doelen complementeren elkaar vanuit dezelfde inhoud: ons remonstrants gedachtegoed. In de gemeente van de toekomst zullen zowel het vernieuwende en als het innovatieve spoor terug te herkennen zijn.

 

1.1 Vernieuwing en innovatie

Het toekomstbeleid voor de Remonstranten is als een medaille met twee kanten: die van de vernieuwing en die van de innovatie. Voor alle duidelijkheid: de term ‘vernieuwing’ duidt vanaf nu op een externe focus van gemeentepredikanten en gemeenten, die vernieuwend is in de zin dat de aansluiting bij de moderne samenleving wordt gezocht.

Vernieuwend = de blik van binnen naar buiten.

 

Met ‘innovatie’ wordt in dit beleidsplan gedoeld op het kleinere spoor van de innovatiepredikanten (voorheen: vernieuwingspredikanten) en alles daar omheen: de gemeenten die hen ondersteunen, innovatieplekken en de Learning Community.

Innovatie = de blik van buiten naar binnen.

 

‘Vernieuwing’ en ‘Innovatie’ zijn wel van elkaar te onderscheiden, maar niet te scheiden. Ze werken beide met en vanuit het remonstrants gedachtegoed, alleen hebben ze een verschillend beginpunt. En dit is precies het snijvlak waarop we ons als Remonstranten van oudsher bewegen en dat ook de komende 10 jaar willen blijven doen. Je kunt zelfs zeggen dat dit spanningsveld deel is van onze identiteit. Remonstrant-zijn vanuit een gemeente of vanuit de samenleving gebeurt allebei vanuit de principes van vrijheid en verdraagzaamheid. Onze identiteit en onze herkenbaarheid is dat we een zekere mate van vloeibaarheid hebben en dat we af en toe balanceren. Zo bezien zijn de weg van binnen naar buiten én de weg van buiten naar binnen beide noodzakelijk, inspirerend en verrijken ze elkaar.

 

2.  Beleid voor krimpende gemeenten

2.1 Regionale begeleiding van gemeenten

Er wordt een nieuwe opzet ontwikkeld waarin de gemeenten regionaal worden geclusterd om samenwerking en overzichtelijkheid te bevorderen. Zo maakt dit het mogelijk om de predikanten te laten samenwerken in regioteams en per regio een adviseur te benoemen die de gemeenten vanuit de landelijke organisatie begeleidt. Iedere kerkenraad krijgt dan een eigen adviseur die op de hoogte gesteld kan worden van wat er speelt binnen een gemeente, en die als vraagbaak of procesbegeleider ingeschakeld kan worden. Die adviseur zal daarnaast zelf vanuit een proactieve houding contact onderhouden met de gemeenten in de eigen regio. Dit gebeurt los van de vraag of de betreffende gemeenten ook met elkaar (gaan) samenwerken. Wel kan deze regiovorming onderlinge samenwerking in de hand werken of vergemakkelijken. Dat de predikanten in die regio elkaar goed (leren) kennen en elkaar aanvullen op onderlinge expertise en ervaring, draagt voor de gemeenten nog eens bij aan mogelijke uitwisseling, samenwerking of wederzijdse hulp waar nodig.

 

2.2 Regioteams van predikanten

De predikanten gaan als onderdeel van hun reguliere werk deel uitmaken van een regioteam. Dit betreft alle gemeentepredikanten, geestelijk verzorgers en innovatiepredikanten in dezelfde regio. Emeriti kunnen in overleg of op verzoek deelnemen. De teams komen verplicht minimaal zes maal per jaar bij elkaar om hun kennis te verrijken, inspiratie op te doen en voor intervisie. Daarvoor zal professionele begeleiding aanwezig moeten zijn. De CoZa en het Convent van predikanten zullen samen zorgdragen voor het samenstellen van deze teams.

In de teams kan de zo noodzakelijke wederzijdse uitwisseling tussen gemeentepredikanten, innovatiepredikanten en geestelijk verzorgers plaatsvinden. Daarbij kunnen diversiteit in kwaliteiten en specialisaties tot hun recht komen. Ook de verschillende achtergronden van predikanten (kerkelijk, opleidingen, nevenfuncties enz.) dragen bij aan de verscheidenheid in expertise. Verder kan in deze teams de noodzakelijke kennis van de bijbelse grondtalen Hebreeuws en Grieks gewaarborgd blijven.  Uitgangspunt is dat deze teams niet extra tijd gaan vragen van de toch al kleine aanstelling van veel predikanten. Maar dat door samenwerking, uitwisseling en wederzijdse inspiratie het werk verdeeld en gedeeld kan worden op een manier die bij iedereen past.

 

Mede vanwege de verplichte deelname aan de regioteams is ervoor gekozen dat predikanten een minimale aanstelling van 0,4 fte moeten hebben. Overigens kan deze 0,4 fte ook bereikt worden door twee kleinere aanstellingen te combineren. Ook kan het zijn dat een gemeente geen 0,4 fte kan bekostigen, maar dat de aanstelling op een andere wijze financieel wordt aangevuld. Het werk in die overige tijd kan dan aangewend worden voor het regioteam, voor ondersteuning van gemeenten die niet meer beschikken over een eigen remonstrantse predikant of voor landelijke taken.

 

3.  De predikant van 2030

Zoals hierboven al genoemd, zal voor elke gemeente en dus ook voor elke gemeentepredikant de focus meer gericht moeten gaan worden ‘van binnen naar buiten’. Op reeds bekende wijze, maar vaak ook via vernieuwende en creatieve initiatieven kan zo de externe gerichtheid vorm krijgen. Dit heeft gevolgen voor de aard van het predikantschap die te typeren is als verhalenverbinder, inspirator en pastor.

 

3.1. De gemeentepredikant als V.I.P.: Verhalenverbinder, Inspirator, Pastor

Deze drieslag is meestal niet in dezelfde mate binnen één persoon vertegenwoordigd. Elke predikant kent zijn eigen vaardigheden en competenties, die elkaar in combinatie met die van collega’s binnen een regio kunnen versterken en aanvullen.

 

De predikant in 2030 is een verhalenverbinder. De hermeneutisch-communicatieve competentie van de predikant staat daarin voorop, liefst gecombineerd met leiderschap en organisatietalent in een netwerkachtige setting. Elke remonstrantse gemeentepredikant, met grote of kleine aanstelling, in aparte remonstrantse gemeente of in samenwerkingsgemeente, verbindt verhalen uit de bijbelse en eigen kerkelijke traditie met verhalen van mensen, van de samenleving, en uit andere filosofische en spirituele tradities.

 

Het specifiek vrijzinnige (remonstrantse) zit in deze verbindende positie: op het grensvlak van theologie, samenleving en leven. Open voor de ontwikkelingen in de samenleving, in kunst en cultuur, voor samenwerking met niet-religieuze maatschappelijke organisaties, gevoed door de bijbelse en filosofische tradities. Deze visie impliceert overigens dat de predikant ook zelf geïnspireerd zal moeten zijn door die verhalen.

 

Daarnaast heeft de predikant in 2030 een inspirerende taak voor de gemeente of regio die wordt bediend. Van haar of hem wordt verwacht dat zij of hij lokale initiatieven aanmoedigt en begeleidt en meehelpt om de toekomstbestendigheid van de gemeente gestalte te geven.

 

Tot slot vraagt de pastorale zorg, in de gemeenten en in (zorg-)instellingen om eigen expertise en vaardigheden van de predikant, die voor het individuele contact noodzakelijk is.

 

3.2 Het Seminarium

De opleiding aan het Seminarium past zich aan deze veranderende invulling van het predikantschap aan. De predikant van 2030 heeft op veel gebieden kennis en competenties nodig, zoals hierboven beschreven (V.I.P.). De eis om de grondtalen van de Bijbel (Hebreeuws en Nieuwtestamentisch Grieks) te beheersen, vervalt. Het kost relatief veel tijd om deze talen zodanig goed te beheersen dat hiermee een grondige exegese kan worden gepleegd. Wel zal in de opleiding veel aandacht zijn voor bijbelse theologie, om op die wijze predikanten op te leiden met een aanvaardbaar niveau aan kennis van de bijbel en haar achtergronden. Bij aanmelding van een student wordt door het College van Curatoren bepaald of het beginniveau qua kennis voldoende is of dat er aanvullende eisen moeten worden gesteld.

Veel aanstellingen van predikanten zullen in de loop van de komende jaren kleiner worden. Dat kan betekenen dat predikanten naast hun gemeente een andere baan (willen) zoeken. Studenten die de postmaster aan het Seminarium volgen, hebben daarvoor verplicht een master Spiritual Care gevolgd. Dat heeft als bijkomend voordeel dat zij allemaal beschikken over een aantekening geestelijke verzorging.

 

3.3 Innovatiepredikanten

Innovatie staat voor de nieuwe lijn ‘van buiten naar binnen’, die als tweede, kleiner spoor wordt gezet naast de lijn van binnen naar buiten. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor innovatiepredikanten die naast gemeentepredikanten in een remonstrantse gemeente werkzaam zijn en door die gemeente worden geïnspireerd en gevoed. Maar zij werken relatief onafhankelijk van die gemeente en krijgen landelijke ondersteuning en aansturing bij de Learning Community onder leiding van prof. Christa Anbeek. Dit tweede spoor heeft duidelijk een experimenteel karakter. Het is hierbij belangrijk om te beseffen:

 

  1. Niet iedere predikant kan (ook) innovatiepredikant zijn en niet iedere gemeente kan of hoeft een innovatieproject te dragen.
  2. Gemeenten met een innovatiepredikant hebben ook een gemeentepredikant die zorgt voor de reguliere pastorale taken. Dit kan dezelfde persoon zijn, maar dat hoeft niet.
  3. De innovatiepredikanten werken relatief onafhankelijk van die gemeente en zoeken landelijke ondersteuning en aansturing bij de Learning Community. De betrokkenheid van de gemeente bij hun begeleiding moet nog nader worden uitgewerkt.

 

4.  Netwerk InZicht

Het doel van dit netwerk is het verankeren van het remonstrants gedachtegoed in de samenleving als een bron van oriëntatie en een richtingwijzer in existentiële vragen. Haar opdracht is om een strategisch plan te ontwikkelen op welke maatschappelijk relevante thema’s het remonstrants gedachtegoed aangeboden kan worden.  

 

Als we het hebben over ‘de samenleving’ kan het over heel verschillende mensen en groepen gaan:

  • individuen, gelovig of niet, bekend met religie of niet;
  • remonstrantse gemeenten;
  • het bedrijfsleven, overheden, onderwijsinstellingen en NGO’s;
  • verenigingen of clubverbanden die graag een bijeenkomst over zingeving willen hosten.

 

Mogelijkheden om in de samenleving aanwezig te zijn, zijn bijvoorbeeld:

  • een jaarlijkse (spraakmakende) Tolerantielezing, toegankelijk voor een breed publiek;
  • buitenkerkelijk aanbod op regionaal / lokaal niveau van kringgesprekken, cursussen en rituelen;
  • gastcolleges, opiniërende artikelen, boeken, multimediale aandacht rond maatschappelijke thema’s;
  • een uitgebreide website met in elk geval een forum waar vragen kunnen worden gesteld en waarop ook antwoorden komen.

Een dergelijke opdracht moet worden ondergebracht in een landelijk kernteam. Dit team zal een analyse moeten maken van mogelijke doelgroepen en thema’s. Daarnaast zal een uitgekiende mediastrategie ontwikkeld worden. Het realiseren van de opdracht van InZicht vraagt om vakkundige bemensing, zo nodig aanvullende opleiding, en een toegewijd team.